Agnes DUBART

 

est née à Lille.Tôt elle s’est consacrée à la gravure et montre une très grande maturité.
2020, Agnès Dubart est dans une période de création intense, les écritures spontanées prennent la place des corps. Ressentis vibratoires, langage universel, rythmes musical qu'elle appelle "langue des oiseaux" "soufle-esprit" "au delà des mots". L'organisation de la nature passe au travers d'elle qu'elle transcrit en un mystère qui nous touche intimement. Ce nouveau langage vient après un long temps de pose pendant lequel son cheminement aboutit à sa naissance nouvelle qu'elle nous dévoile au fil de ses créations.

Avant ce temps :

Elle explorait l'univers carnavalesque :
L'homme y opère sa métamorphose pour se rendre disponible au renouveau. Elle rend visible le mode irrationnel de notre imaginaire.
Dans ses grandes xylogravures, dans ses eaux fortes et aquatintes, elle donne vie à un monde familier de grotesques qui tiennent leurs origines au fond des âges.
"La gravure comme empreinte, trace du corps, sillon. Déplacer l'échelle, creuser des corps. Les multiplier, les déformer, les mettre en scène.
La plaque de métal s'est transformée peu à peu en grande matrice de bois. Un face à face, un geste ample et dansant. Un corps à mon échelle.
Je suis à la recherche de ces corps en mouvement, en croissance, en vie, qui semblent se métamorphoser, évoluer, muter. Des hybrides, des fous, des monstres parfois.. Des bonshommes en marge. Des drôles de bêtes. Des mondes gaiement sombres, mêlant vie et mort, nourris par les images de Bosch, Brueghel, Ensor ou Goya.
Retour au moyen-âge fantastique et aux formes grotesques. Retour à une lecture des symboles oubliés, des connections à réinventer. Revivre les rituels et croyances dans notre rapport à la terre, au sol, à la nourriture, au cosmos et à l'autre."

 

 

Agnès Dubart is geboren in Lille, wijdde zich al vroeg aan het graveren. Vanaf 2020 werkt ze aan een oeuvre van intense creatie, spontane geschriften nemen de plaats in van lichamen. Vibrerende gevoelens, universele taal, muzikale ritmes die ze "vogeltaal" "ademgeest" "voorbij woorden" noemt. De organisatie van de natuur gaat er doorheen, die het transcribeert tot een mysterie dat ons intiem raakt. Deze nieuwe taal komt na een tijd waarin haar reis naar Mongolie culmineert in haar nieuwe creaties.

Voor deze tijd:

Ze verkende het carnavalsuniversum: De mens die via een metamorfose zoekt naar vernieuwing. Het irrationele van de verbeelding zichtbaar maken. In haar grote houtsneden, in haar etsen en aquatinten geeft ze leven aan een vertrouwde wereld van grotesken. "Gravure als afdruk, spoor van het lichaam, groef. De schaal verschuiven, in lichamen graven. Vermenigvuldigen, vervormen, ensceneren. De metalen plaat veranderde geleidelijk in een grote houten matrix. Een oog in oog, een ruim en dansend gebaar. Een lichaam op mijn weegschaal. Zij is op zoek naar deze lichamen in beweging, in groei, in het leven, die lijken te metamorfoseren, evolueren, muteren. Hybriden, gekken, soms monsters... Mannen aan de zijlijn. Grappige beesten. Vrolijk donkere werelden, leven en dood vermengd, gevoed door de beelden van Bosch, Brueghel, Ensor of Goya. Keer terug naar de fantastische Middeleeuwen en groteske vormen. Keer terug naar een lezing van vergeten symbolen, verbindingen die opnieuw moeten worden uitgevonden. Herbeleef de rituelen en overtuigingen in onze relatie tot de aarde, de bodem, voedsel, de kosmos en elkaar."